Alledaags leed: Werk(loos)
– Dirk de Hoog –
Werkloosheid is in Nederland geen dagelijks voorpaginanieuws. Toch zit zo’n zeven procent van de beroepsbevolking, oftewel 625 duizend mensen zonder werk. Onder jongeren tot 25 jaar is dat percentage zelfs elf procent en in sommige gebieden, zoals Amsterdam, komt het boven de 15 procent. Eva Zon uit Sittard, 31 jaar, weet hoe het is om werkloos te zijn. “Ik ben twee jaar geleden ontslagen omdat het bedrijf waar ik werkte ging inkrimpen. Ik heb tientallen keren gesolliciteerd en heb nu net sinds oktober weer een baan, weliswaar op basis van een uitzendcontract. Ik ben er blij mee, want ik zat financieel totaal aan de grond.”
Ze is niet de enige die lang naar een nieuwe baan heeft moeten zoeken. Hoewel volgens de cijfers de werkloosheid in Limburg zelfs iets lager is dan het landelijke gemiddelde, zijn er weinig banen te vinden. Volgens een bericht op www.1Limburg.nl zijn er per vacature 2,3 kandidaten. “Soms kreeg ik niet eens antwoord op een sollicitatiebrief. Dat werkt erg ontmoedigend”, vertelt Eva. “Maar het ergste was toch wel dat ik op een gegeven moment echt geen geld meer had. Ik moest zien rond te komen van twee tientjes per week en at dan maar crackers. Het was puur overleven. Dan heb je geen ruimte meer in je hoofd om constructieve of leuke dingen te doen. Ik heb er nachten van wakker gelegen.”
Eerst had zij een kleine WW-uitkering en later bijstand van tegen de negenhonderd euro per maand. Maar ergens was iets misgegaan. Een jaar geleden kreeg ze een navordering van de belasting. Of ze even tweeduizend euro teveel ontvangen huur- en zorgtoeslag wilde terug betalen. “Daar had ik totaal niet op gerekend. Ik had in het verleden wat berekeningen gemaakt over mijn financiële situatie en dacht dat het wel klopte. Ik heb geen spaargeld en kon die schuld echt niet aflossen. Toen hield de belasting mijn huurtoeslag in. Ik heb angsten gehad dat ik mijn huur niet meer kon betalen en op straat kwam te staan. Dus ik heb op elke baan gesolliciteerd die ik maar zag. Nu doe ik administratief werk bij een verzekeringsmaatschappij.”
Aan de ene kant is ze daar blij mee, want het geeft financieel even ruimte. Aan de andere kant is deze baan nu niet direct wat ze zocht. “Ik heb cultuurwetenschappen gestudeerd. Maar er zijn weinig banen te vinden die aansluiten bij mijn opleiding. Ook mijn vorige baan was vrij eenvoudig administratief werk. Zonder enige prikkel en uitdaging. Daardoor kreeg ik een soort dubbelleven. ‘s Avonds en in het weekend ging ik veel uit en bij vrienden rondhangen om wat compensatie te vinden. Ik had het gevoel dat ik op mijn werk in een doos achter een doos leefde. Je weet wel de hele dag op kantoor achter een computer zitten.’’
Hoe langer ze werkloos was, hoe moeilijker ze het vond om op banen van haar opleidingsniveau te solliciteren. “Mijn eigenwaarde heeft toch een behoorlijke knauw gekregen. Na zo lang thuis zitten denk je dat er wat van je capaciteit is weggevaagd. Bovendien: hoe moet je op je CV uitleggen dat je al langer dan een jaar werkloos bent? Ze vragen telkens minstens vijf jaar ervaring en een eindeloze rij vaardigheden. Hoe kan je nu aan die eisen voldoen als je nooit de kans op een echte baan hebt gehad?’’
In haar nieuwe baan heeft ze het gevoel dat de werkgever best misbruik maakt van de krapte op de arbeidsmarkt. “Ze zoeken het neusje van de zalm. Er zijn nu samen met mij een paar mensen met een academische opleiding aangenomen voor vrij eenvoudig werk. We kregen eerst een paar dagen training en daar werd ons voorgehouden dat we stevig moesten presteren en onze targets halen. Anders konden we zo weer vertrekken. Iemand is na een week ook al weer weggestuurd omdat hij te langzaam werkte. En we mogen ons niet ziek melden. We hebben een uitzendcontract. Bij ziekte stopt dat contract. Daarna kan je nog een contract krijgen, maar bij de derde keer ziek, lig je er uit. Als ik griep heb moet ik maar onbetaald verlof opnemen zei mijn baas. Ik heb nu een tijdelijk contract voor een paar maanden. Dus wie weet sta ik in februari of eerder weer op straat. Eigenlijk vind ik dit uitbuiting.”
Maar Eva heeft niet de aard om pessimistisch te zijn. “Ik heb bedacht dat ik me wil laten omscholen tot docent Nederlands. Daar zijn wel mogelijkheden voor. Dan moet je een leer-werkplek op een school zien te krijgen. Ik hoop dat me dat in het voorjaar lukt.”
Wat ze nu jammer vindt is dat ze weinig met haar opleiding kan. “Dat is niet alleen voor mijzelf zonde, maar ook voor de samenleving. Die heeft tenslotte flink in mijn studie geïnvesteerd. Ik ben voor het invoeren van een basisinkomen. Dan had ik na mijn studie nuttige dingen kunnen doen door bijvoorbeeld vrijwillig taal- en cultuurles te geven of zo. En aan mijn toekomst te kunnen werken. Aan het continue kopzorgen hebben over je primaire levensbehoeften gaat veel energie op. Je wordt echt even lamgelegd. Ik ben van nature geen angstig persoon, maar ik ben echt bang geweest voor mijn toekomst en mijn leven in het algemeen. Ook erg onzeker. Nu heb ik veel tijd verdaan met simpele baantjes, solliciteren en wakker liggen. Dit lijkt meer op overleven. Ik moet al mijn energie besteden om in mijn basisbehoeftes te voorzien, zoals eten en een dak boven mijn hoofd.”