Tegen loting
– Democratie –
Zorgen over de staat van de democratie in Europa zijn niet nieuw. Maar de laatste twintig jaar heeft de discussie over de vermeende crisis van de democratie in de westerse wereld een ongekende vlucht genomen, met als gevolg een breed scala aan diagnoses en potentiële oplossingen. Een van de hoogtepunten hierin is het onder ‘links-van-het-centrum liberalen’ mateloos populaire boek Tegen Verkiezingen van David van Reybrouck, waarin de auteur het concept loting voorstelt om het zogenaamde ‘Democratisch Vermoeidheidssyndroom’ te genezen. Maar dit medicijn is niet bepaald de meest democratische oplossing.
Tegen Verkiezingen trapt af met de stelling dat burgers zich in de westerse wereld in toenemende mate afwenden van wat ik op de Fusie eerder de formele politiek noemde, oftewel: van politieke partijen, politici en verkiezingen. Als gevolg dalen kiezersopkomst, vertrouwen in de formele politiek en lidmaatschap van politieke partijen al decennia lang. Dit ‘Democratisch Vermoeidheidssyndroom’ legt Van Reybrouck uit door te wijzen op de dominante rol van verkiezingen in een tijd waarin zowel de formele politiek als de media volgens marktwetten opereren.
Loting is een radicaal alternatief voor verkiezingen in de zin dat het de willekeurige selectie van wetgevers mogelijk maakt. Eén of verschillende gelote burgervergadering(en) vervangen uiteindelijk het gekozen parlement en nemen elk een bepaalde functie op zich: van agendering van wetsvoorstellen tot de bespreking daarvan, tot de besluitvorming. Een zuivere dwarsdoorsnede van de samenleving, en daarmee een breuk van de dominantie van bijvoorbeeld hoogopgeleiden of blanke mannen in de formele politiek. Ook zal loting het einde betekenen van de beroepspolitici, die gevoelig zijn voor corruptie en machtige lobby’s. Klinkt goed, toch?
Deze munt, hoe aantrekkelijk ook op het eerste gezicht, heeft vanuit democratisch perspectief een keerzijde. Van Reybroucks denken over loting is onder meer geïnspireerd door het concept deliberatieve democratie (als alternatief voor representatieve democratie) van politiek filosoof Jürgen Habermas. De urgentie van deliberatieve democratie ontstaat volgens Habermas uit het wegvallen van breed gedragen maar impliciete maatschappelijke overeenstemming, voortgebracht door bijvoorbeeld de kerk of de natie. De nadruk bij dit ideaaltype democratie ligt daarom op politieke discussie tussen andersdenkenden om zo tot expliciete besluiten te komen. Het doel, in Habermas’ woorden:
[to] enable possibly affected citizens to understand themselves not only as addressees of the law, but also as its authors.
Een cruciaal criterium is dat de fora waar de politieke discussie plaatsvindt openbaar toegankelijk moeten zijn voor hen die mogelijkerwijs ‘geraakt’ worden door de onderwerpen en besluiten die ter discussie staan. Paradoxaal genoeg is deze openheid moeilijk te rijmen met het concept loting dat Van Reybrouck voorstelt. Een gelote burgervergadering is een relatief gesloten forum met rigide samenstelling: tussen twee selectiemomenten krijgen alleen de gelote burgers toegang (net als met verkiezingen, maar met het verschil dat een parlement een rigide groep van gekozen burgers is). Dit terwijl maatschappelijke veranderingen juist vragen om vrij toegankelijke en flexibele politieke fora: de maatschappelijke fragmentatie en het veelvoud aan belangen en identiteiten dat die voortbrengt, maakt het steeds moeilijker om een compleet overzicht te krijgen van alle ‘mogelijk geraakte’ partijen. In plaats van de openheid van Habermas’ deliberatieve fora worden de leden van de gelote burgervergadering geselecteerd middels een willekeurige steekproef. Het democratisch ongemak bij een dergelijke steekproef is als volgt: de kans dat de steekproef op een zeker selectiemoment uitgerekend uit elk fragment van de samenleving het voor dat moment juiste aantal ‘geraakten’ vist, is heel klein. Het risico van loting is daarom dat een deel van de ‘mogelijk geraakten’ (i.e. minderheden) de toegang wordt ontzegd tot voor hen relevante besluitvorming. In een representatief systeem worden deze groepen in ieder geval nog vertegenwoordigd.
Deze kans wordt nog kleiner wanneer rekening wordt gehouden met de informele politiek, die onder andere bestaat uit groepen burgers die demonstreren, bezetten, petitioneren, actievoeren of boycotten. Deze kan namelijk op elk moment, door veranderende sociale en politieke omstandigheden, anders en ongelijk over de bevolking verdeeld zijn. Daarom staat die haaks op de ‘perfecte’ dwarsdoorsnede van de samenleving die het gevolg van loting zou zijn. De laatste vijftig jaar groeide de publieke betrokkenheid via de informele politiek en verloor de formele politiek zijn aantrekkingskracht. Het voordeel van informele politiek is dat het burgers zichtbaar maakt die door (het ontbreken van) bepaald beleid ‘geraakt’ worden. Aan de ene kant zou loting de publieke betrokkenheid kunnen versterken door meer burgers te betrekken bij besluitvorming, zoals Van Reybrouck schetst. Aan de andere kant heeft een gelote burgervergadering dus de neiging (een deel van) de groeiende informeel-politieke energie te negeren. In een niet-representatief systeem, waar gelote burgers geen verantwoording hoeven af te leggen aan ‘de samenleving’, is het risico tot uitsluiting daardoor groot.
Bovenstaande vraagt om een selectiemethode waarbij de beslissing om deel te nemen in de eerste plaats bij de burger zelf ligt. Een concept als liquid democracy houdt bijvoorbeeld in dat iedere burger in principe zelf deelneemt aan het (digitale) besluitvormingsproces, maar kan kiezen om zijn stem voor een bepaald onderwerp te delegeren aan een vertegenwoordiger of expert. Wel moet gezegd worden dat selectiemethoden als verkiezingen en loting een schaalprobleem oplossen: er zijn – zelfs in Nederland – nu eenmaal te veel burgers om allemaal in een keer te laten deelnemen, mochten ze (in het zeer onwaarschijnlijke geval) daartoe besluiten. Maatregelen als de decentralisatie van besluitvorming, het stichten van verschillende burgerfora met duidelijk afgebakende onderwerpen, digitale vormen van inspraak, en het verbinden van maxima (en minima!) aan deelname kunnen dit schaalprobleem het hoofd bieden.
In het licht van de afnemende interesse in de formele politiek is loting vooral een poging om de publieke betrokkenheid onder burgers te versterken. De verwachting is dat loting vooral een relatief rigide en gesloten momentopname van belangen en identiteiten zal produceren (net als verkiezingen). Dit terwijl fragmentatie, evoluerende belangen en fluïde identiteiten nu juist vragen om besluitvorming die een continue uitwisseling van ideeën mogelijk maakt en de informele politiek weet te incorporeren.
Jens Kimmel (1987) studeerde Politicologie in Amsterdam en schrijft over politieke en democratische transformaties. Ook is hij verbonden aan onderzoekscentrum ACCESS EUROPE.
Dit artikel is geschreven voor deFusie, online opinietijdschrift, waarin jonge academici hun vak koppelen aan ‘de waan van de dag’. Waterstof zocht samenwerking met deze ‘jonge honden’ en dit herplaatste artikel is daarvan het eerste tastbare resultaat.
http://defusie.net/tegen-loting/