Hoewel Waterstof door vrijwilligers wordt gemaakt is er toch geld nodig om het platform in…
Alleen met een onderscheidend profiel doet links ertoe
-Democratie- Nederland maakte met de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen een ruk naar rechts. In de talrijke analyses die hierop zijn losgelaten, blijven een paar belangrijke aspecten onderbelicht die voor een linkse fusiepartij van belang zijn.
Voor een goed begrip van het huidige politieke landschap zijn drie maatschappelijke langetermijnontwikkelingen van invloed. Om te beginnen noem ik er twee; de eerste betreft de economie, de tweede de politiek. De Nederlandse economie wordt, net als de rest van de wereld, verreweg beïnvloed door het proces van globalisering. Door technologische innovaties, het internet met al z’n mogelijkheden voorop, is er een global village ontstaan waarin handelsrelaties over de hele wereld onafhankelijk van fysieke afstand zijn geïntensiveerd. Ons land is daarop ingesprongen door stadsregio’s als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven te versterken. Met name daar zijn de diensten- en kennissector te vinden. Dus daar is de werkgelegenheid voor de goed geschoolde middenklasse. De buitengewesten, de randen van het land, hebben het nakijken. In regio’s als Oost-Groningen en Zuidoost-Limburg is de industrie weggetrokken en mensen voelen zich er door de landelijke politiek in de steek gelaten. De infrastructuur is vaak gebrekkig en krachtdadige werkgelegenheidsprojecten komen niet van de grond.
Het gevolg is dat er uit rancune door een meerderheid van de plaatselijke bevolking op een conservatief-nationalistische en anti-islamitische partij als de PVV is gestemd. In niet zo’n ver verleden stemde men daarentegen in Oost-Groningen op de communisten en in Zuid-Limburg op de katholieken. Dat de eerste politieke groepering is opgegaan in GroenLinks en de tweede in het CDA heeft, in aanmerking genomen het nu behaalde aantal zetels, geen zoden aan de dijk gezet.
Hoe dan ook is globalisering een onomkeerbaar economisch proces waaraan ons land zich onmogelijk kan onttrekken. Hiermee gepaard gaand zien we de afgelopen halve eeuw een overgang van gemeenschapszin naar individualisering. Dat is de tweede langetermijnontwikkeling die op het maatschappelijk leven, in het bijzonder het politieke domein, een stempel heeft gedrukt. De PvdA en het CDA (plus confessionele voorgangers) waren volkspartijen die uiteenlopende sociale klassen in zich verenigden. Tot begin jaren zestig van de twintigste eeuw zorgde de verzuiling ervoor dat zowel de katholieke bankdirecteur als de katholieke arbeider zijn stem verleende aan de KVP. En PvdA-voorman Joop den Uyl was tot in de jaren tachtig de laatste die de arbeidersklasse en de middenklasse samen in de boezem van zijn sociaaldemocratische partij wist te houden. Daardoor behaalden deze volkspartijen bij verkiezingen veel zetels.
Behoudende natie
De ideologische zuilen werden opengebroken en vanaf de tweede helft van de jaren zestig in de vorige eeuw braken allerlei emancipatiebewegingen door. Het idee dat iemand in de eerste plaats sociaaldemocraat, protestant of katholiek is, doet sindsdien niet langer opgeld. Oftewel, een politieke ideologie is niet meer allesbepalend voor iemands existentie. Je kunt een politieke overtuiging aanhangen, maar daarnaast andersoortige opvattingen huldigen die daarmee samengaan. Als rechtse nationalist kun je feminist of veganist zijn; die identiteiten zijn niet voorbehouden aan het linkse gedachtegoed. In onze liberale democratie draagt iedereen een variëteit aan identiteiten in zich, die zich in uiteenlopende subgroepen manifesteren. Identiteitsdenken is uitvloeisel van persoonlijke emancipatie. Dankzij de sociale media kan iedereen zich, op deelonderwerpen, makkelijk aansluiten bij gelijkgezinden – in groepen of op platforms.
Naast deze twee langetermijnontwikkelingen, globalisering en individualisering, is er een constante, te weten dat Nederland al meer dan twee eeuwen een behoudende natie is. Dat veel Nederlanders vanaf de jaren zestig in de vorige eeuw qua politieke opvatting een ommezwaai maakten van links naar rechts, is daarom een mythe. Wel werden vanaf die tijd veel emancipatiethema’s bespreekbaar. Vrouwen- en homo-emancipatie, abortus, euthanasie – om er slechts een paar te noemen. Die thema’s zijn tot op de dag van vandaag veelbesproken. Hun actualiteit maskeert het gegeven dat de meeste Nederlanders er conservatieve opvattingen over immateriële onderwerpen op nahouden. Rechtse partijen spinnen daar garen bij. Gedurende de hele twintigste eeuw behaalden rechtse partijen gezamenlijk meer zetels dan linkse partijen. Zelfs tijdens het roemruchte – enige linkse – kabinet-Den Uyl (1973-1977) behaalden rechts-conservatieven 53 procent van de stemmen. En het beeld kan verder worden genuanceerd. Lager geschoolden huldigen vaak progressieve opvattingen over materiële onderwerpen, maar conservatieve opvattingen over immateriële onderwerpen. Ze zijn sociaal links gestemd, maar cultureel rechts.
Zie hier drie maatschappelijke verschijnselen waarmee het politieke veld anno 2021 heeft om te gaan: het economische proces van globalisering, de geleidelijke overgang van gemeenschapsgevoel naar individualisering (jezelf ontplooien), en het gegeven dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking – zowel ter linker als ter rechterzijde – op immateriële onderwerpen een conservatieve opvatting heeft.
Denkbeeldige aanhang
Tegen deze achtergrond is het verhelderend om te kijken naar hoe de linkse partijen zich bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen profileerden. De SP heeft met name een aanhang onder laagopgeleiden (basisonderwijs, mbo), die weinig verdienen. Deze achterban heeft een progressieve opvatting over sociaaleconomische onderwerpen (werkgelegenheid, streven naar meer sociale gelijkheid) en een conservatieve opvatting over sociaal-culturele onderwerpen (o.a. moderne kunst, lhbti).
De PvdA sloeg voorheen een brug tussen arbeidersklasse en middenklasse. Dat is niet langer zo. De arbeidersklasse is de sociaaldemocratische partij kwijtgeraakt. Door automatisering, en in het algemeen door de overgang van een industriële naar een diensten- en kenniseconomie, is het routineuze fabriekswerk enorm afgenomen. Degenen die nu ongeschoolde handarbeid verrichten, bijvoorbeeld in de kassen, zijn met name arbeidsmigranten die worden uitgebuit en geen stemrecht hebben. Geschoolde handarbeid is er nog in overvloed, zoals voor loodgieters en monteurs, maar hier gaat het tegenwoordig om vakopleidingen op mbo-niveau. Dit soort beroepen rekent men tot het onderste segment van de middenklasse. Op die middelbaar opgeleide mbo’ers heeft de huidige PvdA maar weinig aantrekkingskracht. Uit onderzoek blijkt dat die zeer kritisch staan tegenover immigratie, open grenzen en gering vertrouwen hebben in de Tweede Kamer en de Europese Unie.
Het partijkader van de PvdA wordt voornamelijk bevolkt door de hogere middenklasse, die een hbo- of academische opleiding heeft genoten. Daarom is het zo bevreemdend om tijdens verkiezingscampagnes van deze partij de politieke leider de volkswijken in te zien gaan, rode rozen uitdelend aan wantrouwige bewoners die zich niet vertegenwoordigd voelen. Ingegeven door de idee-fixe dat hier nog stemmen te halen vallen, is de PvdA sociaaleconomisch progressief en neemt zij op culturele thema’s een wat bedekt standpunt in, met als oogmerk de denkbeeldige aanhang in achterstandswijken terug te winnen. Een halfslachtig profiel van de partij is het resultaat.
GroenLinks heeft een uitgesprokener profiel. Partijkader en aanhang zijn vaak hoogopgeleid (hbo of universiteit). Veel van de kiezers zijn jong, met vooruitstrevende ideeën. Daarom verbaast het niet dat van de drie linkse partijen GroenLinks de enige is die zowel op sociaaleconomisch als op sociaal-cultureel vlak onversneden progressieve standpunten inneemt. Dat heeft helaas niet mogen baten, want de partij werd in de verkiezingen zo goed als gehalveerd. De vijver waarin GroenLinks, en voor een deel SP en PvdA, vist is klein. Onderzoek wijst uit dat slechts tien procent van de Nederlandse bevolking er zowel in materieel als in immaterieel opzicht progressieve opvattingen op na houdt. Dat verklaart voor een deel dat deze drie linkse partijen bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen samen niet meer dan 26 zetels wisten te behalen.
Salonfähig
Er zijn echter meer oorzaken die hiertoe hebben geleid. Zo is er in de verkiezingsstrijd ingezet op verkeerde thema’s. Neem het klimaatbeleid. GroenLinks maakte van klimaat het belangrijkste issue, maar dat is niet a priori een overduidelijk links thema. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft aangegeven het stikstofgehalte ingrijpend te willen terugbrengen.
Gezien de urgentie van de klimaatcrisis valt de keuze voor dit thema door GroenLinks op het eerste gezicht wel te begrijpen. Rechtse partijen als VVD, CDA en ChristenUnie hebben de reductie van de veestapel getraineerd. Maar het klimaat is een uitermate belangrijk thema, dat ons allen aangaat, van welke politieke gezindte je ook bent. En dat thema blijft na deze verkiezingen op de voorgrond; de linkse partijen hadden hierop kunnen rekenen. De benodigde bijval hangt in de lucht. Niet alleen van andere linksgeoriënteerde partijen als Partij voor de Dieren, maar eveneens van een rechtse partij als de ChristenUnie. D66, sociaaleconomisch gezien VVD-light maar op immateriële onderwerpen progressief, heeft het klimaatbeleid zelfs hoog in het vaandel staan.
Voorts hebben SP, GroenLinks en de PvdA tijdens de campagne kenbaar gemaakt dat ze salonfähig zijn om te regeren met het rechtse kamp. Het gevolg was dat ze in debatten niet frontaal in de aanval gingen. De ideologische bevlogenheid was ver te zoeken. De jongerentak van zowel SP als GroenLinks heeft de leiding hierover direct na de verkiezingen bekritiseerd.
Hoe nu verder? PvdA, GroenLinks en SP likken hun wonden. Ze vragen zich af hoe het zover heeft kunnen komen, maar houden regeringsdeelname open. Van tevoren hebben PvdA en GroenLinks gezegd alleen sámen in een regering te willen. Hier is sprake van een alliantie. Tot een fusie zal het voorlopig wel niet komen tussen die twee partijen, al is onder veel linkse kiezers het verlangen hiernaar groot. Die kiezers zijn nu voor een deel overgestapt naar D66, dat zich naast het klimaat op immateriële onderwerpen als zelfbeschikking, zeggenschap en rechtsstaat heeft geprofileerd.
Sigrid Kaag, de leider van deze progressief liberale partij, heeft een scherper profiel (i.c. pleidooi voor moreel leiderschap) dan Jesse Klaver, Lilian Marijnissen en Lillianne Ploumen. Zelfs een geprononceerder profiel dan dat van haar eigen partij, omdat ze linkse thema’s uitvent (bestrijden van racisme en discriminatie, humaan vluchtelingenbeleid).
Jesse Klaver heeft het in de verkiezingscampagne verkeerd aangepakt. Afgekeken van de Democraten in de Verenigde Staten onderzocht hij continu de mening van potentiële doelgroepen en verdisconteerde hij de resultaten hiervan in zijn campagne. Marketing als leidraad voor het profiel van GroenLinks. De PvdA deed in het naaste verleden iets soortgelijks. Die partij probeerde onder leiding van Lodewijk Asscher de nationalistisch ingestelde kiezer te behagen met de leus ‘politiek patriottisme’. Zowel Klaver als Asscher ging niet uit van eigen kracht, van eigen overtuiging, zoals Kaag dat wel doet. Daarvoor zijn ze door de kiezers afgestraft.
Ronduit progressief
Stel dat uit de as van PvdA en GroenLinks een nieuwe levensvatbare partij zou verrijzen, met meer overtuigingskracht dan de twee afzonderlijk, aan welke voorwaarden zou dan moeten worden voldaan? Om te beginnen moet het profiel van zo’n fusiepartij, laten we hem als richtingsaanduiding voor het gemak even LinksAf noemen, helder zijn. Dat kan als het program van LinksAf op zowel materiële als immateriële onderwerpen ronduit progressief is, dus in sociaaleconomisch én sociaal-cultureel opzicht. In feite is dit een uitbouw van GroenLinks, met de nodige correcties en aanscherpingen.
LinksAf dient een duidelijke visie op de rol van de overheid aan de dag te leggen. Door toedoen van de coronapandemie zijn bijna alle partijen, van links tot rechts, momenteel voor een ‘sterke staat’, maar dat is een containerbegrip. De vernieuwde linkse partij zou zich nadrukkelijk moeten uitspreken voor een geleide economie, waarin de overheid de uitwassen van het aandeelhouderskapitalisme beleidsmatig corrigeert.
Niet klimaat, maar het aloude sociaaldemocratische ideaal van sociale rechtvaardigheid zou het belangrijkste speerpunt moeten zijn. Sociale rechtvaardigheid behelst het streven naar minder sociaaleconomische ongelijkheid. Dit houdt onder andere in dat de hogere inkomsten meer worden aangeslagen en dat het hogere segment van het bedrijfsleven meer wordt belast.
Gerichte, grotere investeringen in het onderwijs kunnen ertoe leiden dat jeugd uit kwetsbare milieus een betere kans krijgt om competenties te verzilveren. Immateriële onderwerpen dienen standaard op alle soorten scholen leerstof te zijn. Bewustwording is de eerste stap naar emancipatie en tolerantie.
Sowieso dient LinksAf de jeugd te enthousiasmeren voor haar program. Een partij als de PvdA heeft nu voornamelijk een verouderd kiezersbestand, van boven de vijftig jaar. Jonge aanwas is noodzakelijk voor het voortbestaan van elke politieke partij. En onder jongeren valt voor LinksAf een wereld te winnen, zeker als we zien hoe actief die vaak zijn in (ad hoc) protestbewegingen. Vanuit hun individualiteit gaan ze regelmatig met elkaar tijdelijk collectieve allianties aan om te demonstreren (Black Lives Matter, MeToo, klimaat, politiegeweld). Op de sociale media verzamelen ze zich op platforms, om van daaraf maatschappelijke wantoestanden aan de kaak te stellen.
Nieuw kiezersvolk kan er komen als er een charismatische leider (m/v) aan het roer staat. Klaver en Ploumen zijn niet uit dat hout gesneden en zo iemand valt niet een twee drie uit de hoge hoed te toveren. Maar wie weet treedt er een leider met overwicht naar voren als er binnen LinksAf een levendige debatcultuur ontstaat, waarbinnen kandidaten zich kunnen ontplooien. Debat is zoals bekend de zuurstof van de democratie.
Solidariteit
Onze natiestaat is nadrukkelijk ingebed in een internationaal kader: de Europese Unie. Die vormt nu al voor het meeste nationaal beleid het richtinggevende kader.
Zelf zie ik de Europese Unie als een work in progress, waarin na de monetaire integratie de politieke bundeling in de toekomst haar beslag zal vinden. In feite is dat een derde langetermijnontwikkeling, naast die van globalisering en individualisering. En eveneens onomkeerbaar. LinksAf zou dat moeten onderkennen. Ooit zal Europa een federatie van aaneengesloten landen zijn. Geopolitiek gezien kan dat niet anders wil de EU niet vermalen worden tussen machtsblokken als die van de Verenigde Staten, Rusland en China. Volt zit al meer op die lijn, maar deze nieuwe partij onderscheidt zich van LinksAf door haar liberale program, hoewel dat wat linkser is dan dat van D66. Belangrijk onderscheid is ook dat Volt positief staat tegenover kernenergie. LinksAf is daar als groene partij geen voorstander van.
Van het onderscheidende profiel van LinksAf, de fusiepartij tussen PvdA en GroenLinks, worden in ieder geval de volgende doelen afgeleid: opheffen van sociaaleconomische ongelijkheid, gerichte onderwijsinvesteringen, humaan immigratiebeleid, tegengaan van discriminatie en racisme, een visie op de rol van de staat in de economie en op het verder uitrollen van de Europese Unie. En: in samenwerking met andere partijen de EU-klimaatdoelen realiseren.
En hoe zit het met de SP? Die zal hoogstwaarschijnlijk niet willen opgaan in LinksAf. Daarvoor is de partij te nationaal georiënteerd en te negatief tegenover de Europese Unie. De SP richt zich zoals gezegd vooral op de meest sociaaleconomische kwetsbaren en laaggeschoolden. Het program sluit daar naadloos op aan: progressief in materiële zaken en tamelijk conservatief in immateriële zaken. De partij zal de handen uit de mouwen moeten steken om voormalige SP-kiezers die bij de afgelopen verkiezingen op de PVV stemden, zoals in Oost-Groningen en Zuidoost-Limburg, terug te winnen.
Zal LinksAf zich weten te ontpoppen tot machtsfactor op het Binnenhof? De toekomst zal het uitwijzen. Vooralsnog is de VVD in 302 van de 352 gemeenten als de grootste partij uit de bus gerold. Dat is nogal wat. Maar ik bracht al eerder naar voren: we leven in een behoudend land, waarin rechtse partijen de overhand hebben. Het is niet anders. Belangrijk is dat een vernieuwde progressieve partij als LinksAf ernaar streeft om het dominante individualisme in de maatschappij te temperen, en wel door solidariteit als uitgangspunt te nemen. Het bestrijden van sociale ongelijkheid, daar draait het in de eerste plaats om. Met zo’n speerpunt vindt LinksAf weer aansluiting bij de linkse beweging van de vorige eeuw.
Jelle Jeensma (publicist)